IVBN is het eens met een groot aantal adviezen die de Commissie de Boer aan minister Dekker heeft uitgebracht, met name met het advies om het BBSH nieuw te ontwerpen. De definiëring van de maatschappelijke doelstelling van de corporaties vindt IVBN daarbij het meest dringend. Ook volgens de commissie is de primaire verantwoordelijkheid van een corporatie immers het huisvesten van de sociaal zwakkeren in de samenleving. De commissie stelt dat daarvoor “een nader te bepalen prijsgrens” moet komen voor woningen waar corporaties zich op richten. Een momenteel in discussie zijnde grens van € 200.000 stichtingskosten waaronder een woningcorporatie onbelast huurwoningen mag blijven ontwikkelen, vindt IVBN veel te hoog.
Het advies van de commissie om de commerciële activiteiten van een corporatie in een aparte entiteit onder te brengen, die onder condities van een eerlijk speelveld moet opereren met marktpartijen, is IVBN uit het hart gegrepen. Het enige advies dat volgens IVBN zeer zorgvuldige nadere studie en afweging behoeft is de aanbeveling om woningcorporaties een landelijke toelating te gaan geven. Ook minister Dekker heeft daar inmiddels op gereageerd. Zij wil de implicaties daarvan eerst zorgvuldige in kaart laten brengen. IVBN stelt voor bij die afweging ook weer het gelijke speelveld te betrekken. Terecht stelt de commissie dat het Rijk in zijn regierol het eerlijke speelveld moet garanderen, gelet op de druk vanuit Europa.
De prominente plaats die gemeenten krijgen als contractspartij bij nieuwbouw en herstructurering door corporaties, vindt IVBN ook een goede zaak. IVBN tekent daar wel direct bij aan dat bij een vierjarige afstemmingscyclus tussen gemeente en de in die gemeente werkzame corporaties, ook marktpartijen als ontwikkelaars en ontwikkelende beleggers moeten worden betrokken.
Over een aantal adviezen, zoals over de omvorming van het WSW en het CFV, heeft IVBN vooralsnog geen opvatting, omdat dergelijke adviezen specifiek voor de corporatiesector zelf zijn. Volgens IVBN is het rapport zeer helder in haar adviezen en biedt het een goede basis voor verdere besluitvorming door de minister.