Den Haag, 9 november 2019

IVBN-leden willen zekerheid bieden aan zittende huurders in de vrije sector

 

Tijdens de door IVBN georganiseerde ‘Ochtend van de Middenhuur’ op vrijdag 8 november in Nieuwspoort hebben de IVBN-leden aangeboden om de huurders in de vrije sector meer zekerheid te bieden. IVBN-leden willen de reële huurstijging van zittende huurders in de midden- en vrije sector beperken. (De reële huurstijging is datgene wat er boven inflatie wordt gevraagd.)  IVBN-leden willen die maatregel zelfs wettelijk vastleggen, zodat de gehele vrije huursector daar aan gebonden is en niet alleen professionele partijen.

IVBN wil de jaarlijkse reële huurstijging in de vrije sector beperken tot inflatie plus maximaal 7,5% in vijf jaar. Dat betekent dus gemiddeld per jaar gezien maximaal 1,5% per jaar boven inflatie óf drie jaar 2,5% boven inflatie en dan twee jaar géén reële huurstijging.  Jaarlijks mag niet meer dan 2,5% boven inflatie worden gevraagd. Dit betreft de reguliere jaarlijkse huurstijging: als er met de huurder investeringen zijn overeengekomen, bijvoorbeeld voor verduurzaming, geldt daarvoor een aparte afspraak.

Het is bijzonder dat belangrijke spelers in de vrije markt dit voorstel doen. Het kenmerk van de vrije huursector is immers dat zowel de aanvangshuur als de jaarlijkse huurverhoging contractueel tussen verhuurder en huurder wordt overeengekomen. Contractueel kan die reële huurverhoging 3%, 4% of zelfs 5% bedragen. In plaats daarvan stelt IVBN nu dus een wettelijke maatregel voor. De aanvangshuur blijft gebaseerd op de kwaliteit, de voorzieningen en de ligging van de huurwoning. IVBN gaat de sector voorstellen om de aspirant huurder meer informatie te geven over de markthuur (bijvoorbeeld de huur per m2) zodat er een betere vergelijking kan worden gemaakt en excessieve huren zichtbaar worden.  

Woordvoerder Van Blokland namens IVBN:  “We stellen deze wettelijke beperking voor om twee redenen. Ten eerste vinden we dat huurders in de  vrije sector meer zekerheid moeten hebben omdat hogere huurstijgingen dan inflatie plus 2,5% eigenlijk niet meer aanvaardbaar zijn in de huidige tijd, waarin inkomensstijging bij veel groepen niet meer vanzelfsprekend is. Ten tweede speelt de helaas voortdurende politieke onzekerheid over dreigende regulering van de aanvangshuren in de vrije sector. Dat leidt tot verstarring om investeringsbeslissingen te kunnen nemen. De politiek moet op korte termijn duidelijkheid verschaffen over de toekomst van dit toch al veel te kleine marktsegment. Reguleren of stimuleren, dat is de politieke keuze. Met dit Middenhuurakkoord PLUS hopen we die duidelijkheid te krijgen. Er zit niet méér in: dit is het.

Tijdens de Ochtend van de Middenhuur  benadrukte IVBN dat de leden hun nieuwbouwinspanningen voor meer middenhuur graag willen kunnen verdubbelen van de huidig 9000 per jaar naar 20.000 per jaar over enkele jaren. Locaties en passende grondprijzen zijn nodig, maar ook meer samenwerking met de G5 en de G40 gemeenten en de lokale woningcorporaties.

In juli bood IVBN aan het ministerie van BZK en aan de twee meest gespannen woningmarkten Amsterdam en Utrecht, een Middenhuurakkoord aan, met een negental voorstellen, waaronder een beperking van de huurstijging voor zittende huurders. Met deze laatste toevoeging maken IVBN-leden het voorstel af. Het voorstel voor een Middenhuurakkoord PLUS  geldt voor een redelijke besluitvormingstermijn op landelijk niveau, maar de woningnood stijgt iedere week dat de politiek geen duidelijkheid schept.


Noot voor de redactie: Contactpersoon F.J.W. (Frank) van Blokland, directeur IVBN 070-3000371 of  06 54 25 24 15 

Doel van IVBN is het bevorderen van een evenwichtig investeringsklimaat voor vastgoed en een goede marktwerking. IVBN behartigt de gemeenschappelijke belangen van (al of niet beursgenoteerde) vastgoedfondsen en vastgoed-vermogensbeheerders. De leden exploiteren omvangrijke portefeuilles vastgoed, overwegend in opdracht van institutionele beleggers, zoals pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen en/of banken, zodat deze aan hun maatschappelijke verplichtingen kunnen voldoen richting gepensioneerden. De leden werken dus ‘met andermans geld’ en moeten dat transparant, verantwoord, integer, duurzaam en voor de lange termijn beleggen tegen een zo hoog mogelijk rendement en met weinig risico. De 28 leden exploiteren voor circa 50 miljard euro aan Nederlands onroerend goed en nog eens zo’n 50 miljard aan vastgoed in het buitenland. Zij beleggen in woningen (50%), winkels (30%), kantoren (15%), bedrijfsruimten, parkeergarages en overig vastgoed.

 





Terug